Het jongetje zit in zijn ziekenhuisbed zijn vader naast hem. Ze kijken wat naar elkaar, ze praten niet. Dat jongetje ben ik, ongeveer twee jaar oud. Ik ben in het ziekenhuis voor een breuk operatie. In de zaal zijn meer kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd. Het jongetje in het bed naast me, staat in z’n blote billen met zijn rug naar me toe. Hij heeft op de plaats van zijn anus een grote bruine uitstulping.
Dit is m’n vroegste herinnering, alleen een beeld; ik zie het tafreel schuin van boven alsof ik een toeschouwer ben die vanuit een helicopter toekijkt. Later, veel later, kan ik invullen dat mijn vader alleen op bezoek is. Mijn moeder is op dat moment hoog zwanger van mijn zusje Dini. Het is uitsluitend beeld, geen geluid, geen woorden, geen gevoel.
Raadselachtig is waarom het beeld van dat jongetje in het bed naast me, altijd is bijgebleven. Gedurende vele jaren vraag ik me af wat toch die rare bruine bult bij hem is. Een misvorming waaraan hij in het ziekenhuis een operatie moest ondergaan? Ik besluit dat de situatie veel prozaïscher is: hij stond gewoon te kakken.
***
Nu ben ik iets ouder, ongeveer drie jaar. Ik sta in de rij met de andere kinderen: het schooltje gaat uit. Onder toezicht van een non staan alle kinderen in een lange rij in de lange, koude hoge gang te wachten tot iemand ze ophaalt.
Ook deze herinnering is een beeld dat ik schuin van boven bekijk, een soort luchtfoto maar dan dichterbij. Mijn gevoel is dat van verveling. De non is streng en houdt de knoet er onder. Zo schuin van boven bekeken, staan er veel kinderen in die rij. Ze drentelen wat en trappelen van ongeduld het wachten duurt lang, veel te lang. Allemaal willen ze naar buiten, naar huis. De komst van moeder is een opluchting; há, eindelijk daar is ze!
***
Als ik ongeveer vier jaar ben, ga ik naar de kleuterschool op de Molslaan. Ik loop vanaf ons huis in de Koepoortstraat dagelijks heen en weer naar dat schooltje. Alléén, broertje Henk en zusje Dien zijn te klein voor de school en vriendjes heb ik nog niet. De route is niet bijzonder ingewikkeld; de straat uit, naar links de Oostsingel, dan de Koepoortbrug over en de Nieuwe Langendijk op. Op de hoek bij de fietsenmaker naar links het Oosteinde op en dan bij de Hopsteeg het bruggetje over; dan ben ik bij het schooltje.
Dat gaat vrij lang goed; er is in die tijd nauwelijks autoverkeer, alleen wat fietsers. Hoe het komt, weet ik niet meer maar op een dag beland ik in het water van het Oosteinde. De groenteboer op de hoek van de Hopsteeg en het Oosteinde, heeft naast het bruggetje een zolderschuit liggen. Leuk speelgoed, beetje oppassen, dat wel. Toch val ik op een keer tussen de schuit en de walkant. Waarschijnlijk de groenteboer, vist me er weer uit.
Ook dit tafreel bekijk ik weer schuin van boven. Ik sta nat met een doek in m’n handen naast de zittende groenteman, met moeder aan mijn zij. Weer geen woorden, het voelt koud en rillerig in m’n natte kleren.
Onder water schijnt een prachtig helder groen licht. Het is alsof op een zonnige dag de hemel doorschijnend smaragd groen is. Behalve dit beeld heb er dankzij de groenteboer niets aan over gehouden.